
Simonis, Marinus Adrianus
Hij werd geboren op 14 november 1888 te Raamsdonksveer, als zoon van Wilhelmus Johannes Simonis (1848-1927) en Maria Godefrida de Kok (1846-1916). Marinus was de op een na jongste in het gezin van zeven jongens en een meisje.
In 1914 werkte Simons als klerk bij Van Gend & Loos. De persoonskaarten laten zien dat hij korte tijd ook bij vestigingen in Utrecht, Amsterdam en Leiden woonde en werkte.
Op 17 november 1920 trouwde hij in Rotterdam met Cornelia Hubertha Clasina Diesfeld (1894). Het echtpaar kreeg twee zonen en een dochter.
Vanaf 1934 woonde Simonis in Schiedam en verdiende de kost in de metaalnijverheid. Hij was dan al fanatiek aanhanger en lid van de NSB. Zijn tijd-en streekgenoot Anton Mussert had in 1931 met Cornelis van Geelkerken de NSB opgericht en Simonis behoorde tot de oudste leden en werd kernleider van de Waffen-SS.
In juli 1943 werd Simonis benoemd tot NSB-burgemeester in de gemeente Leidschendam.
Het ondergrondse blad Trouw schrijft over hem: ’De familie Simonis uit de Tuinstraat te Schiedam vroeg per advertentie een jacquet en gestreepte broek te koop. Kort daarna werd bij deze familie een inboedel uit een ontruimd ‘Jodenhuis’ binnen gedragen en na eenige dagen verhuisde de ‘heer’ Simonis met inboedel en jacquet en gestreepte broek naar Leidschendam, waar hij als burgemeester werd benoemd’.
Zijn burgemeesterschap in Leidschendam duurde ruim een jaar. Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, pakte hij zijn biezen. Op die dag speelden zich in heel Nederland emotionele taferelen af naar aanleiding van de berichten dat het land elk moment bevrijd kon worden van de Duitse bezetting. Geruchten deden de ronde dat bepaalde plaatsen in Zuid-Nederland al bevrijd waren. Vlaggen en oranje vaandels werden tevoorschijn gehaald.
Onder de Duitsers en NSB’ers brak paniek uit, administraties en documenten werden vernietigd en velen sloegen op de vlucht. Helaas bleek de situatie verkeerd ingeschat.
De NSB’ers keerden terug op hun posten, maar Simonis had pech; zijn plaats in Leidschendam was al ingenomen.
Omdat burgemeester Hammer van Goudswaard, Piershil en Nieuw-Beijerland was ondergedoken, werd Simonis het waarnemend burgemeesterschap van deze drie kleine gemeenten in de Hoeksche Waard aangeboden.
Simonis was erg fanatiek en met zijn oudste zoon Wilhelmus Johannes Reinierus Petrus (1921), een actieve SS’er, voerden zij een waar schrikbewind.
Kort na zijn aanstelling probeerde Simonis zoveel mogelijk mannen in het dorp te ronselen voor dwangarbeid. Omdat het bevolkingsregister uit het gemeentehuis was gesmokkeld, bedienden de twee zich van afpersing en intimidatie om toch de ‘geschikte’ mannen te vinden. De maat was vol voor het lokale verzet.
Zes leden van de knokploeg Zinkweg zochten op 13 februari 1945 onder leiding van Theo Le Grand de burgemeester en zijn zoon op in het gemeentehuis in Nieuw-Beijerland.
Hun wachtte een ongenadig pak slaag, maar de burgemeester liet zich niet intimideren.
Op zijn bevel werd door Duitse militairen een razzia in Nieuw-Beijerland gehouden.
Tientallen mannen werden naar Schouwen gestuurd om daar te werken voor de Wehrmacht.
Le Grand informeerde de compagniescommandant Simon de Vries en deze gaf op 15 februari 1945 aan Le Grand en zijn mannen de opdracht Simonis uit de weg te ruimen.
Liquidatie
Elke zaterdag ging Simonis op de fiets naar zijn woning in Leidschendam. Daarbij nam hij de route over de Rijksweg (nu N217) naar de Barendrechtse Brug. Op deze weg werd hij op de vroege ochtend van zaterdag 17 februari door vier leden van de knokploeg opgewacht en ter hoogte van de Oud-Heinenoordseweg dodelijk geraakt door hun kogels. Zijn lichaam werd verstopt in de sloot langs de weg. Korte tijd daarna, werd het lichaam na een melding gevonden door wachtmeester Ferdinand Pels van staatspolitie te Heinenoord. Juist op dat moment passeerden Konrad Scholl en Alfred Siemon van de Sicherheitsdienst Rotterdam, die net terugkwamen van een bezoek aan de Ortskommandant van Oud-Beijerland. Uit het persoonsbewijs bleek dat het om het lichaam van burgemeester Simonis ging en de reactie van de Duitsers loog er niet om en stond haaks op de verwachting van het verzet dat het wel los zou lopen met de represailles. De bevolking van Heinenoord wachtte in spanning welke gevolgen de liquidatie zou hebben. Het bleef niet zonder gevolgen, zo lezen we in de verhalen van Gerrit Luijendijk en Jan Kolf (bijzondere verhalen).
In Rotterdam stelde Herbert Wölk, het hoofd van de Sicherheitsdienst in Rotterdam, diezelfde avond nog een lijst samen met daarop tien zogenaamde ‘Todeskandidaten’, uit het Oranjehotel, de strafgevangenis in Scheveningen.
De volgende dag werden, zonder enige vorm van proces, de tien mannen gefusilleerd op de plek waar de NSB-burgemeester was geliquideerd.
Bronnen
- Dekker, Loek e.a., Oorlog in de Hoeksche Waard 1940-1945 (Heinenoord 2015)
- Brand, Simon M., Het verzet in de Hoeksche Waard (Strijen 1976)
- Brand, Simon M., Het verzet in de Hoeksche Waard II (Strijen 1995)
- Museum Hoeksche Waard, ‘De tien van Moeder’ (MHW 004-2021)
- Oosthoek, Albert, Uit Trouw geboren, Illegaliteit in Oud-Beijerland (Oud-Beijerland 1995)
- Oosthoek, Albert, Nieuw licht op liquidaties, Knokploegen in Rotterdam 1944-1945 (Soesterberg 2015)
- https://wo2-hoekschewaard.nl/verzet/de-burgemeester-moest-sterven/
laatst bijgewerkt: 28 december 2024