Skip to main content

Kegel, Korstiaan Jacob

Hij werd geboren in 1910 in Oud-Beijerland als zoon van Teunis Kegel (1885-1954) en Aagje van Heeren 1884-1945). Kors, de oudste in het gezin, groeide op met vier broers en vijf zussen.

Kors Kegel leerde Pietertje Vermaas (1918) uit Oud-Beijerland kennen en zij trouwden op 26 augustus 1937. Ze werden de ouders van twee dochters: Aagje Jannigje (1937) en Agne Jani (1942). Het gezin woonde aan de Molendijk nummer 27 in Oud-Beijerland en Kors werkte bij garage- en taxibedrijf J. Brouwer, eveneens in Oud-Beijerland.

De laatste taxirit

Op 10 november 1944 deed Kors een taxirit naar Rotterdam. In opdracht van de distributiedienst moesten in Rotterdam papieren opgehaald worden, waarschijnlijk bonnen en distributiekaarten. Van de gelegenheid werd tevens gebruikgemaakt om waardepapieren naar het kantoor van de Rotterdamsche Vereeniging (Robaver) aan de Coolsingel te brengen. Naast Kegel als chauffeur, zaten in de auto: J. Brouwer, de eigenaar van de auto, Ds. J. Lekkerkerker, die in het Eudokia Ziekenhuis enige patiënten wilde bezoeken, P.A. van der Ree, kassier ‘waarde materiaal distributiedienst’ en  A. van der Linden, beambte Robaver. Twee politiemannen, Roos en Sijmons, gingen mee als begeleider.

Het gezelschap ging om 08.30 uur op weg en passeerde zonder al te veel oponthoud de Barendrechtse Brug. Bij de sigarenwinkel van Groenenboom, ter hoogte van de RTM halte aan de Dordtsche Straatweg werd een pakje afgegeven. Het wemelde van in uniform geklede mannen van de Duitse Wehrmacht, die gewapend met geweren en omhangen met granaten van huis aan huis naar binnen liepen en alle mannen van 18 tot 40 jaar uit de huizen haalden en wegvoerden.*

Kors Kegel reed met de auto verder en juist in de bocht voor de hoofdingang van het Zuider Ziekenhuis werd er geschoten op de auto. Chauffeur Kegel, geraakt door een kogel, kon nog net op tijd de auto aan de kant zetten.

Alle passagiers moesten de auto verlaten en met de handen omhoog, wachtten ze op de bevelen die werden toegesnauwd maar die ze niet konden verstaan. De twee politiemannen werden ontwapend en weggevoerd naar het oude Feijenoordstadion aan de Dordtsestraatweg. ‘s Middags werden ze weer vrijgelaten.

Zusters uit het Zuiderziekenhuis kwamen snel met een brancard naar de auto. Chauffeur Kegel werd uit de auto gehaald en op de brancard gelegd, hij gaf nauwelijks nog een teken van leven. Na onderzoek bleek dat hij een kogel door een long had gekregen en daardoor veel bloed had verloren. Zijn toestand was ernstig maar niet direct hopeloos. Volgens de arts zou een bloedtransfusie levensreddend zijn. Dominee Lekkerkerker en P. van der Ree hadden dezelfde bloedgroep als Kegel en zij doneerden elk meer dan 200 cc bloed. Even verbeterde zijn situatie maar in de loop van de ochtend verslechterde die weer. In het bijzijn van dominee Lekkerkerker, die nog enige bemoedigende woorden had gesproken, overleed Korstiaan Kegel die middag omstreeks 15.10 uur.

De zes inzittenden konden, nadat de razzia voorbij was, tegen 17.00 uur weer terug rijden naar Oud-Beijerland.

Het stoffelijk overschot van Korstiaan Jacob Kegel kon, vanwege de gevolgen van de razzia, pas op 14 november naar Oud-Beijerland worden vervoerd. Op woensdag 15 november 1944 werd Korstiaan Jacob Kegel, onder grote belangstelling, begraven op de Algemene begraafplaats te Oud-Beijerland. Hij was 34 jaar.

De naam van Korstiaan Jacob Kegel en zijn nagedachtenis leven voort:

  • Monument Vrij, Oud-Beijerland 

* Aanleiding tot de grote razzia op 10 en 11 november 1944 in Rotterdam was de snelle opmars van de geallieerden door Frankrijk en België, waar weerbare mannen van de plaatselijke bevolking zich mengden in de strijd. Dat was het sein voor de Duitse troepen om zo’n 52.000 mannen uit de Rotterdamse huizen te halen en hen op transport te stellen naar Nederlandse en Duitse werkkampen. Om activiteiten van het verzet en de plaatselijke bevolking te voorkomen werden de mannen onder het mom van Arbeitseinsatz weggehaald. Op 10 november legden 8.000 Duitse soldaten een cordon om de stad, ca. 10.000 mannen werden tewerkgesteld in Nederland. Ca. 40.000 mannen kwamen via Kamp Amersfoort in de Duitse Arbeitslager terecht, vaak onder vreselijke omstandigheden. Ruim 400 Rotterdammers overleefden het niet.

Bron

  • Siderius, K., Uit vervlogen dagen. Geschiedenis van dorp en polder van Oud-Beijerland. Bewerkt door W.P.J. Goosens en J. Schipper (Oud-Beijerland 1967)

Laatst bijgewerkt 23 maart 2025