Skip to main content

Heiden, Jafeth van der

Jafeth van der Heiden werd in ’s Gravendeel geboren op 6 oktober 1910. Hij was de zoon van de arbeider Dirk van der Heiden (1879-1951) en Elizabeth Kranendonk (1879-1926). Zijn vader hertrouwde in ’s-Gravendeel in 1934 met de uit Urk afkomstige Marretje Woort.

Jafeth van der Heiden werd op 20 maart 1930 als gewoon dienstplichtige van de lichting 1930 uit ’s-Gravendeel ingelijfd bij het 3e Regiment Infanterie en drie maanden later, op 24 juni 1930, als soldaat overgenomen voor vijf jaar ‘Overzeeschen militairen dienst’.

Hij vertrok met het stoomschip Patria op 3 september 1930 uit Rotterdam naar Batavia. Via Southampton, Tanger, Gibraltar, Marseille, Port-Said, Colombo, Sabang, Belawan en Singapore kwam het schip op 3 oktober aan in Tandjong Priok, de belangrijkste haven van Batavia. Naast toeristen en passagiers naar Nederlands-Indië was er ook een detachement aanvullingstroepen aan boord met daaronder Jafeth van der Heiden.

In 1935 verbond hij zich opnieuw voor zes jaar militaire dienst in Nederlands-Indië. Hij kwam in mei 1937 met verlof terug naar Nederland met het stoomschip Johan de Witt en keerde met het motorschip Dempo in november 1937 weer terug naar Nederlands-Indië. Hij was inmiddels bevorderd tot sergeant der Infanterie.

Jafeth van der Heiden trouwde op 30-jarige leeftijd in Poerwokerto, een stad in Midden-Java, op 17 september 1941 met de 19-jarige in Nederlands-Indië geboren Nora Varkevisser. Ze was de dochter van de directeur van de Volkskredietbank in Karanganjar. 

Japan had al voor de Tweede Wereldoorlog veel interesse in Nederlands-Indië en dan vooral in de olie waar de Japanners zelf een gebrek aan hadden. Het werd een doelwit van de expansieoorlog van de Japanners, die op 11 januari 1942 Nederlands-Indië aanvielen. Het olierijke eiland Tarakan werd veroverd en na een hevige strijd kwam ook Java in Japanse handen.

Sergeant Jafeth van der Heiden was op dat moment sportinstructeur bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en werd op 8 maart 1942 in Bandoeng, de hoofdstad van West-Java, krijgsgevangen gemaakt. De KNIL-troepen capituleerden op 9 maart 1942 en werden in krijgsgevangenschap ondergebracht in Japanse verzamelkampen. Jafeth van der Heiden werd na zijn gevangenneming opgesloten in het kampement van het 15e Bataljon Infanterie, dat in het centrum van Bandoeng lag. Vanuit dit krijgsgevangenkamp werd hij op 18 juni 1942 per trein, een transport van 1400 krijgsgevangenen, overgebracht naar het Infanterie-kamp in het centrum van Tjilatjap, een havenplaats aan de zuidkust van Midden-Java. Begin augustus werd hij overgeplaatst naar het Artillerie-kamp in Tjilatjap.

Om de aanvoer van troepen en materialen voor het front in Birma te vergemakkelijken had de Japanse krijgsmacht besloten om een spoorlijn aan te leggen tussen Thailand (voorheen Siam) en Birma (nu Myanmar), de zogenaamde Birma-Siam-Spoorweg. Voor deze aanleg werden duizenden krijgsgevangenen ingezet. Ook Jafeth van der Heiden moest zich gaan inzetten voor de aanleg van deze spoorlijn. Op 4 januari 1943 werd hij vanuit Tjilatjap per trein naar Batavia vervoerd en ondergebracht in de kazerne van het 10e Bataljon, een doorgangskamp voor krijgsgevangenen dat iets ten oosten van het stadscentrum lag. Vanuit dit kamp in Batavia werd Jafeth van der Heiden op transport gezet naar Singapore om van daar naar Thailand vervoerd te worden.

Zijn reis begon op 15 januari 1943. Hij maakte deel uit van een groep van 3188 krijgsgevangenen, allemaal Nederlanders, die ingescheept werden op het Japanse vrachtschip Harugiku Maru. Dit schip was één van de zogenaamde ‘hell ships’, die bekend stonden om de uiterst slechte omstandigheden aan boord. Ze werden in het ruim gepropt met weinig licht, ventilatie, voedsel of water. Dit zeetransport is bekend geworden onder de naam ‘Java Party 9’, het negende krijgsgevangenentransport dat uit Java vertrok.

Ze vertrokken op 15 januari 1943 uit de haven van Batavia richting Singapore waar het schip op 18 januari aankwam en werden de volgende dag met vrachtauto’s overgebracht naar het Changi-kamp, een groot kazerneterrein op de noordoostelijke punt van het eiland Singapore. Na een verblijf van twee weken in Changi werd Jafeth van der Heiden met trein 45, met nog ruim 600 krijgsgevangenen, opnieuw op transport gezet. Ditmaal opgepropt in ijzeren goederenwagons, waarin het overdag bloedheet was en ’s nachts zaten ze te rillen van de kou.

Hij vertrok op 2 februari 1943 met trein 45 vanuit het Changi-kamp in Singapore naar Ban Pong in Thailand. De trein arriveerde op 6 februari op het station van Ban Pong, het eindpunt van de treinreis vanuit Singapore. Het station lag op ongeveer 1,5 kilometer van het kamp en in dit doorgangskamp vond registratie en controle van de bagage plaats.

Jafeth van der Heiden werd met zijn groep krijgsgevangenen doorgestuurd naar het hoger gelegen kamp Non Baradai, dat op 96 kilometer van het beginpunt van de spoorlijn lag. In de periode februari-maart 1943 werd er in drie weken tijd een spoordijk aangelegd tot aan kilometerpaal 100 van de spoorlijn. Na kamp Non Baradai trok hij waarschijnlijk in noordelijke richting al werkend van het ene naar het andere kamp.

De spoorlijn werd van Non Pladuk in Thailand noordwaarts en van Thanbyuzayat in Birma zuidwaarts aangelegd. Op 17 oktober 1943 ontmoetten de spoorlijnwerkers elkaar bij het werkkamp Konkoita op 262 kilometer afstand van Non Pladuk. De Birma-spoorlijn, met een lengte van 415 kilometer, was hiermee voltooid.

Jafeth van der Heiden kwam na de voltooiing van de spoorlijn uiteindelijk terecht in het kamp Chungkai op 57 kilometer afstand van het beginpunt Non Pladuk. De afvoer van krijgsgevangenen van de werkkampen naar hospitalen en rustkampen kwam in maart 1944 op gang. Na keuring door het Japanse leger werden vele goedgekeurde krijgsgevangenen bestemd voor Japan. Ook Jafeth van der Heiden behoorde tot deze groep ‘gezondste’ volbloed Nederlanders die in Japan tewerkgesteld zouden worden. Opnieuw werd hij op transport gesteld en ging op 8 juni 1944 vanuit Chungkai weer richting Changi in Singapore.

Na enige tijd in het Changi-kamp te hebben doorgebracht werd hij ingescheept op het Japanse vrachtschip de Hofuku Maru. Toen het vrachtschip op 4 juli 1944 uit Singapore richting Japan vertrok waren er 1289 krijgsgevangen aan boord, 213 Nederlanders en 1076 Engelsen. Het ‘hellship’ Hofuku Maru maakte deel uit van het konvooi SHIMI-05 bestaande uit tien schepen waarvan vijf schepen met in totaal meer dan 5000 krijgsgevangenen aan boord. Deze schepen behoorden tot de zogenaamde Japan Party 2.

Op 8 juli bereikte het konvooi de haven van Miri aan de noordwestelijke kust van Borneo. Hier bleef de Hofuku Maru achter vanwege motorproblemen. Na reparatie vervolgde het schip zijn reis en ging voor anker in de haven van Manilla, gelegen op het eiland Luzon op de Filipijnen. Hier werd het schip gelost en moesten de motoren opnieuw gerepareerd worden. Op 20 september kon de Hofuku Maru weer vertrekken en maakte, als enige met krijgsgevangenen aan boord, deel uit van het konvooi MATA-27 dat uit elf schepen bestond. Het konvooi had als bestemming Japan waarbij de Hofuku Maru geen markering had waaraan te zien was dat er krijgsgevangenen aan boord waren. Het konvooi ging voor de nacht voor anker in de Subic Bay en vertrok de volgende morgen. Het konvooi, dat langs de westkust van Luzon voer, werd opgemerkt door de Task Force 38 van de Amerikaanse marine. Vanaf vliegdekschepen stegen torpedobommenwerpers op en namen het konvooi onder vuur. De Hofuku Maru kreeg rond half elf in de morgen van 21 september 1944 twee voltreffers en zonk binnen vijf minuten. Hierbij kwamen 1047 krijgsgevangenen om het leven. Ongeveer 200 man konden zich redden door naar de nabijgelegen kust te zwemmen of werden door schepen opgepikt. Slechts 29 Nederlanders overleefden deze ramp, maar Jafeth van der Heiden was daar niet bij. Tegen het einde van de middag was het gehele konvooi ten onder gegaan. De Hofuku Maru zonk voor de westkust van Luzon ter hoogte van San Narciso, op 15° 01′ NB, 120° 02′ OL.

Jafeth van der Heiden kwam hierbij om het leven óf bij de bominslag óf omdat hij niet op tijd uit het ruim kon komen en met het schip ten onder ging.

Zijn vrouw Nora met hun twee kinderen, Elizabeth en Dirk Gustaaf, bleven in Nederlands-Indië achter. Nora van der Heiden-Varkevisser verliet Indonesië met haar twee kinderen en haar moeder, oma Hilda Johanna Boyd, en vestigden zich in Leeuwarden.

Jafeth van der Heiden wordt herdacht op de herdenkingszuil Nederlands en KNIL- militairen en het Gedenkkruis militairen Nederlands Indië op de begraafplaats in ’s-Gravendeel.

De Oorlogsgravenstichting vermeldt een zeemansgraf.

Bronnen

Laatst bijgewerkt 28 maart 2025