
Fokkema, Egbert Jan
Hij werd geboren op 5 december 1917 te Sneek, als zoon van Jan Fokkema (1893-1966) Elisabeth Pietje de Vries (1895). Bert groeide op met zijn zus Johanna Maria Elisabeth (1920-2015). Vader Jan werd ambtenaar van de Raad van Arbeid en voltooide tijdens zijn verblijf in Goes zijn studie theologie. In 1930 werd hij predikant in de hervormde gemeente van Sprang-Capelle, vervolgens in 1932 in Amstelveen en in 1937 in Delft. Het gezin verhuisde telkens mee.
Bert volgde in de voetsporen van zijn vader en na het Gereformeerd Gymnasium in Amsterdam studeerde hij van 1937 tot 1942 theologie aan de Universiteit van Leiden.
Op 6 mei 1943 trad Bert Fokkema in het huwelijk met Hiltje Bijkerk, geboren in Delft op 30 oktober 1925. Het jonge echtpaar verhuisde naar Goudswaard, zijn eerste kerkelijke gemeente. Tien dagen later, op 16 mei 1943 bevestigde vader Fokkema zijn zoon Egbert Jan als predikant in de hervormde kerk met de woorden uit Openbaringen 6:2.
Voor dominee Fokkema liet de dienst aan Christus zich niet combineren met de dienst aan antichristelijke machten. In preken waarschuwde hij meermalen ernstig tegen de gevaren van de nationaalsocialistische ideologie en praktijk voor de geestelijke gezondheid.
Zijn preken vielen niet bij alle gemeenteleden goed: ‘verraders zijn nooit ver weg’. Met zijn preken toonde hij zich een waardig vertegenwoordiger van de familie. Zijn vader moest meermalen onderduiken wegens ‘opruiende’ preken.
Dominee Fokkema woonde slechts korte tijd in Goudswaard, want in februari 1944 werd Goudswaard onder water gezet en de bevolking moest binnen enkele dagen vertrekken.
De dreigende komst van de geallieerden, via landingen vanuit zee, zou door de inundatie belemmerd worden, zo was de opvatting van de bezetter. Een groot deel van de Hoeksche Waard werd geïnundeerd en zo’n 22.000 inwoners moesten evacueren.
Ook de dominee en zijn zwangere vrouw moesten vertrekken en vonden nieuw onderdak op het adres Bijl 11 te Oud-Beijerland.
Op 17 mei 1944 kwam het bevel dat er op de droog gebleven gebieden op bouw- en weiland palen moesten worden geplaatst. De ‘Rommelasperges’, genoemd naar de bedenker veldmaarschalk Erwin Rommel, moesten de landing van geallieerde zweefvliegtuigen voorkomen.
Een dag later, op 18 mei, belegde burgemeester Diepenhorst van Oud-Beijerland een bijeenkomst, waar ca. 100 mensen aanwezig waren. De vraag was: ‘meewerken aan het bevel of het gevaar lopen dat het gebied onder water komt te staan’. Bert Fokkema keerde zich fel tegen het gehoor geven aan het bevel. Hij liet duidelijk van zich horen en noemde het ‘heulen met de vijand’ en ‘werken voor het rijk van den Anti-Christ’.
De volgende dag gonsde het in het dorp van de geruchten en verhalen over de vergadering en de SD wilde dat er een rapport zou komen over wat er gebeurd was. Bij alle spanning werd die dag, 19 mei, zijn zoon Jan geboren. Het geluk was van korte duur, Bert Fokkema wachtte niet op de uitkomst van het rapport en dook onder, zijn vrouw en zoon achterlatend. Waarschijnlijk zocht hij eerst een schuilplaats in Rotterdam, want daarheen werd hem een koffer vol kleren nagezonden. Maandenlang zwierf hij rond en was hij actief voor verzetskrant Trouw. Samen met ds. Sirag van Sprang zette hij zich in Noord-Brabant in voor het onderbrengen van geallieerde vliegers. In het geheim bezocht hij van tijd tot tijd in Delft zijn ouders en schoonouders, bij wie zijn vrouw en zoontje waren ingetrokken.
De ouders en zus van Bert Fokkema waren ook zeer actief in het verzet. Vader Fokkema was al eens opgepakt en verhoord door de SD en dook enige tijd onder. Zijn moeder zat enige tijd vast en zijn zus was als koerierster actief in het LO netwerk van Zuid-Holland. Dat netwerk was een onderdeel van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers , in 1942 opgericht door ‘Tante Riek’ (Helena Kuipers-Rietberg) en de gereformeerde dominee Frits Slomp (Frits de Zwerver). Zij besloten zich in te zetten voor diegenen die geen onderduikadres konden vinden, door op zoek te gaan naar gastgezinnen en door (potentiële onderduikers) in de gelegenheid te stellen te verdwijnen. Heimelijk werd er geld ingezameld voor de onderduikers. In augustus 1943 werden de eerste overvallen door de knokploegen gepleegd om aan bonkaarten en persoonsbewijzen te komen.
Natuurlijk had de Duitse bezetter bijzondere interesse voor de activiteiten van deze organisatie en in Miep Oranje hadden ze een uitstekende infiltrant gevonden.
Miep Oranje kwam in 1942 in haar woonplaats Soest in aanraking met het verzet en was op vele fronten actief. Eind 1943 werd zij opgepakt en belandde in het Huis van Bewaring aan de Weteringsshans in Amsterdam. Daar werd ze uitgebreid aan de tand gevoeld en SS-Sturmbannführer Willy Lages bemoeide zich persoonlijk met de verhoren. Hij was ervan overtuigd met Miep een belangrijke troef in handen te hebben in strijd tegen de Nederlandse illegaliteit. Het vuur werd Miep na aan de schenen gelegd en uiteindelijk besloot Miep voor de Duitsers te gaan werken. Ze werd ontslagen van rechtsvervolging en werd aangesteld als informant, Vertrauens-Frau.
Miep Oranje infiltreerde onder de schuilnaam Edith en wist als SD-handlangster het vertrouwen te winnen van de top van het verzet van de LO. Op 8 augustus besloten haar opdrachtgevers tot actie over te gaan en tientallen verzetsstrijders werden opgepakt. Ook de zus van Bert Fokkema werd gezocht. SS’ers, politie en sympathisanten van de Duitse Wehrmacht deden invallen op veel plaatsen in het land. Zo was de ex-Jehova getuige W.H. Kuik betrokken bij de inval in het ouderlijk huis van Johanne Fokkema. Uitgerekend die nacht was ook Bert Fokkema thuis. Beiden werden opgepakt en door de Duitsers meegenomen.
Bert Fokkema werd overgebracht naar het Haagseveer in Rotterdam en op 15 augustus 1944 geregistreerd als Schutzhäftling, gevangene nr. 10.858 in Kamp Vught. Tijdens zijn gevangenschap gaf hij anderen troost, bezocht zieken en gaf hun moed en kracht om het vol te houden en leerde hen bidden. Vele gevangenen verklaarden later dat dit hen tot grote steun was. Hier ontmoette hij dominee C.P. Boodt, gereformeerd predikant uit Delft, een bekend figuur door zijn hagepreken en een bekende van zijn vader. Ook zijn zus was naar Kamp Vught overgebracht.
Toen brak 5 september 1944 -Dolle Dinsdag- aan, het was al enkele dagen onrustig in het Kamp. De Duitsers waren nerveus, stapels papieren die als bewijsmateriaal konden dienen werden verbrand. Door toedoen van het gerucht dat de geallieerden ieder moment Nederland zouden bevrijden werden de laatste gevangenen uit Kamp Vught in allerijl in het kamp geëxecuteerd of naar kampen elders gedeporteerd. Zus Johanna ging op het vrouwentransport naar Kamp Ravensbrück en werd een maand later overgebracht naar Dachau.
Met ruim 2000 medegevangenen ging Bert Fokkema op transport naar het oosten en de trein stopte in Oranienburg. Na registratie ging hij de volgende dag naar het buitenkamp Heinkel (productie van kleine bommenwerpers) te voet. In een ongebruikte hangaar stonden de houten kribben opgesteld, drie verdiepingen hoog en er heerste dysenterie.
Zijn volgende bestemming was Sachsenhausen-Oranienburg. Als gestudeerd man bracht hij daar enige tijd door in de diplomaten barak, zeker niet de slechtste plaats van het kamp. Hier trof hij vele collega dominees aan
Helaas liep Fokkema in dit kamp roodvonk op, waarvan hij genas. Het lukte hem om een kort briefje te schrijven ‘dat het hem elken dag weer goed ging, alleen door Gods genade, die hem altijd nabij was’.
Op 5 februari 1945 belandde Fokkema in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Maar kort na zijn aankomst raakte hij aangetast door tyfus. Wonderwel herstelde hij ook hiervan maar hij was totaal verzwakt. De Engelsen bevrijdden het kamp op 15 april, maar Fokkema kon niet meer opstaan. Op 29 april, de dag van de bevrijding van zijn zus Johanna uit Dachau, overleed Bert Fokkema op 27-jarige leeftijd aan algehele uitputting in Bergen-Belsen.
Een massagraf is het deel van Egbert Jan Fokkema.
In Delft waren zijn vrouw en zijn ouders lange tijd onwetend over het lot van haar man en hun zoon. Maar dat hij nog zou leven, durfden ze niet te geloven.
Zijn vrouw schreef op 11 juni 1945 aan het Rode Kruis: ‘Zoudt u mij kunnen inlichten of ds. Egbert Jan Fokkema, geb. 5 dec. 1917, ook op de dodenlijst voorkomt? Sinds begin maart vertoefde mijn man in het concentratiekamp Bergen-Belsen waar hij vermoedelijk begin mei moet zijn overleden’. Enkele ooggetuigen deden later hun verhaal aan de familie.
Op 14 juli 1945 plaatste de familie een advertentie dat Egbert Jan Fokkema was overleden, de bevestiging van zijn dood hadden ze gekregen van vrienden. Pas in 1946 kwam de officiële bevestiging.
Zijn weduwe, Hiltje Bijkerk trouwde op 26 september 1951 met R.H.L. de Saint-Bin en zij kregen in 1952 dochter Jeanette Maria en in 1954 zoon André Martin. Op 10 maart 1959 slaat het noodlot opnieuw toe. Zoon Jan Fokkema overleed op 14-jarige leeftijd.
Vergeten is dominee Egbert Jan Fokkema niet, zijn naam en gedachtenis leven voort.
- naast de kansel in de dorpskerk van de hervormde gemeente van Goudswaard werd in 1949 een plaquette aangebracht: ‘De leeraars nu zullen blinken als de glans des uitspansels’ (een woord uit de profetieën van Daniël).
- Monument Moeder, bij Heinenoord
- De Erelijst van Gevallenen 1940-1945 Hal van de Tweede Kamer
- Monument herdenking burgerslachtoffers Korendijk te Piershil
Bronnen
- Dekker, Loek, e.a. Oorlog in de Hoeksche Waard 1940-1945 (2015)
- Hovingh, Richard, Miep Oranje, zoektocht naar de koerierster des doods (Amsterdam 2023)
- Oudesluijs, Diete, Sachenhausers, sterker dan de dood, (Aspekt 2021)
- Oosthoek, Albert, Uit Trouw geboren, Illegaliteit in Oud-Beijerland (Oud-Beijerland 1995)
- https://wo2-hoekschewaard.nl/verzet/egbert-fokkema-%e2%80%a0-29-april-1945/
- https://oorlogsgravenstichting.nl/personen/42979/egbert-jan-fokkema
laatst bijgewerkt: 5 januari 2025