Skip to main content

Prohn,Machiel Wilhelm

Hij werd geboren op 19 september 1897 in Rotterdam als zoon van Christiaan Martin Prohn (1873-1936) en Francina Alida van der Draaij (1874-1948). Machiel groeide op vier met jongere zussen. Op 26 augustus 1925 trouwde Machiel in Rotterdam met Bernardina Louisa Hoogerwerf (1903) en met hun vijf kinderen, de jongens Chris, Jan en Benny en de meisjes Ina en Rina woonden zij in een groot huis aan de Rodenrijselaan 40 in Rotterdam.

Prohn was chef, bankbediende en boekhouder bij de Rotterdamsche Bank, die van zijn verzetswerk afwist en hem zeer coulant behandelde. Zo kreeg hij betaald verlof. Hij was ook ouderling en godsdienstonderwijzer in de Nederlands Hervormde kerk. Het gezin leefde vanuit de protestant christelijke beginselen. De kinderen, aldus Rina, voelden zich beschermd en werden niet streng opgevoed.

Prohn’s verzetswerk bestond voor een groot deel uit het verspreiden van een illegale krant, De Nederlander, vernoemd naar het in 1941 opgeheven orgaan van de politieke partij Christelijk Historische Unie. De verzetskrant werd financieel ondersteund door de verzetsgroep HG, waarbij Prohn was aangesloten, en mogelijk ook door Prohn’s werkgever, de bank.

Het gebeurde wel vaker dat in gezinnen waarvan één lid in het verzet zat, op den duur ook andere gezinsleden daarin terecht kwamen. Bij Machiel Prohn was dat wel in extreme mate het geval. Behalve een inwonende grootmoeder, was er werkelijk niet één die erbuiten bleef. Zelfs zijn 7-jarige dochtertje Rina deed mee. Met haar rode tasje vol illegale kranten ging ze de verschillende adresjes af. Bang was ze nooit, zegt ze achteraf. ‘Omdat het jaren goed ging. Ik hoorde wel van razzia’s, maar nam gewoon aan dat wij het er wel goed vanaf zouden brengen’.

Dagelijks werden soms duizenden verzetskranten gemaakt

Prohn kon de krant maken omdat hij het bevel van de bezetter van 13 mei 1943, dat iedereen zijn radiotoestel moest inleveren, had genegeerd. Zo kon hij heimelijk naar Radio Oranje uit Londen luisteren en kwam hij aan zijn nieuws voor het krantje, dat dagelijks verscheen, behalve op zondag. Elke dag moesten honderden, soms duizenden kranten worden gemaakt, waarvoor hij op de bovenverdieping van zijn huis een schrijfmachine, een drukpers, een stencilmachine en een vouwmachine had staan. Al dat typen, stencilen en vouwen vereiste natuurlijk een behoorlijk ‘personeelsbestand’ in de vorm van alle gezinsleden. Zelfs schoolvrienden van de oudste zoon Chris liepen vaak te slepen met pakken stencilpapier. De twee oudste zoons, Chris en Jan, beperkten zich trouwens niet tot het werk voor de krant. Zij waren ook betrokken bij het verzet elders in de stad, onder meer het ophalen van wapens.

Ook Prohn zelf had ‘nevenactiviteiten’; na de spoorwegstaking van 18 april 1944 ging hij fondsen werven voor steun aan de honderden stakers op onderduikadressen. Maar daar kwamen spanningen van en na enige maanden keerde hij terug naar zijn krant.

Moeder ontfermde zich over de onderduikers

De moeder van het gezin, Bernardina, zat intussen ook niet stil. Zij had regelmatig onderduikers over de vloer of beter gezegd, onder de vloer, zodra er gevaar dreigde. Daar was een schuilplaats gemaakt, waar ook wapens werden opgeslagen. Bij onraad verdween een onderduiker onder de vloer, vloerkleed erover, tafel en stoel erop met op die stoel iemand van het gezin, die voor dit benarde moment even een heel erg zeer been simuleerde en moeilijk op kon staan. Ook in een tussenkamer op de verdieping was plaats voor wie zich aan het oog van de bezetter moest onttrekken. Bernardina slaagde er altijd in om aan extra voedselbonnen te komen.

Zo leken zij het goed voor elkaar te hebben, maar zij werden verraden. De aanleiding zou zijn geweest dat de oudste zoon Chris een wapen had uitgeleend aan drie schoolvrienden, die een overval hadden beraamd op een NSB-boer in de omgeving van Schiebroek-Hillegersberg. Die overval mislukte omdat de achter de boerderij gelegerde Duitse militairen van een luchtafweerbatterij de boer te hulp schoten. Eén van de jongens werd gefusilleerd, de andere moest voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland. De derde dook onder en overleefde de oorlog.

Op 24 januari 1945 werden Machiel, Bernardina en hun oudste zoon Chris opgepakt, samen met een zwager, Teunis Evertse en nog een verzetsman, Pieter Aarnoudse. Ze werden allemaal overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Bernardina kerfde haar naam ‘B.L. Prohn’ in cel 484. Eenmaal werd toegestaan dat de echtelieden elkaar even konden spreken. Prohn wist dat hij de doodstraf niet zou kunnen ontlopen; ‘maar de doodstraf is voor mij niet de zwaarste straf, want tussen mij en God is het wel in orde; het is wel de zwaarste straf voor mijn vrouw en kinderen’, zo was de opvatting van Prohn.

Wat gebeurde er op zondag 18 februari 1945?

In de vroege ochtend gingen enkele celdeuren van het Oranjehotel open en tien mannen, onder wie Machiel Wilhelm Prohn werd toegesnauwd dat ze moesten ‘mitkommen’.

De mannen werden een vrachtwagen ingeduwd, op weg naar Heinenoord. Daar werden de tien de vrachtwagen uitgejaagd en geboeid op een rij gezet. Een van hen schreeuwde in doodsnood ‘Moeder’! Geweerschoten maakten een einde aan hun leven.

De terechtstelling was een vergelding voor de liquidatie, een dag eerder, van de NSB-burgemeester Marinus Adrianus Simonis van Nieuw-Beijerland op de plek waar de tien werden terechtgesteld, en waar nu het monument ‘Moeder’ staat.

Machiel Prohn werd begraven in een gezamenlijk graf op de Algemene begraafplaats te Heinenoord. Nadat hij was geïdentificeerd, werd hij op 20 juli 1945 herbegraven op de Algemene Begraafplaats Crooswijk te Rotterdam.

Hoe verging het de gezinsleden

Bernardina heeft het overleefd. De ooit zo flinke vrouw woog nog 40 kg, toen zij op 6 mei de Strafgevangenis verliet. Pas op 14 juli 1945 hoorde zij wat er op die zondagochtend op 18 februari in Heinenoord met haar toen 47-jarige man was gebeurd. Maar ze had het wel geweten, gevoeld, zei zij: een hand op haar schouder en een stem die haar zei: ‘wees gerust, hij is Thuis’.

Zoon Chris werd via Kamp Amersfoort op transport gesteld naar het concentratiekamp Neuengamme. Hij wist tijdens het transport uit de rijdende trein te ontsnappen, maar zijn gezondheid was verwoest en tot aan zijn dood op 62-jarige leeftijd moest hij leven met een kampsyndroom. De twee andere mannen, Evertse en Aarnoudse, bezweken kort voor de bevrijding in Neuengamme. 

De naam van Machiel Wilhelm Prohn en zijn nagedachtenis leven voort:

* Monument ‘Moeder’ onder Heinenoord
* De Erelijst van Gevallenen 1940-1945 – Hal van de Tweede Kamer
* In Heinenoord kwam er in 2024 een M.W. Prohnstraat, ter herinnering aan zijn terechtstelling op 18 februari 1945

Bronnen

laatst bijgewerkt: 28 december 2024