Skip to main content

Rood, Abraham

Hij werd geboren op 8 november 1894 te Oud-Beijerland als zoon van Willem Rood (1859-1940) en Vrouwtje Meijer (1873-1926). Willem en Vrouwtje trouwden op 11 april 1894 in Den Haag. Zij kregen samen 7 kinderen, van wie er drie op zeer jonge leeftijd overleden.

Bram groeide op met zijn broer Maurits (1896-1930), zussen Sara (1899-1941) en Betje (1895) en met zijn halfbroers Louis (1887) en Henrie (1888) uit het eerste huwelijk van Willem Rood met Judith Philip. Vader Willem was de eerste slager in Oud-Beijerland aan de Oost-Voorstraat.

Bram Rood trouwde op 28 juni 1921 in Oud-Beijerland met Betje den Hartog (1891-1942) en samen werden zij de ouders van zoon Elias (1923-1942) en dochter Vrouwtje Sara (1926-1942). Het gezin woonde aan de Molendijk nummer 20 in Oud-Beijerland waar Bram een slagerij had.

Oorlog

Het rustige leven werd vanaf 10 mei 1940 ruw verstoord. De bezetter kondigde allerlei regels en verboden af. Zo verschenen op veel locaties de borden met het opschrift:  ‘Voor Joden verboden’. Joodse winkels moesten half 1942 sluiten en werden onteigend door de Duitse bezetter en vanaf augustus 1942 begonnen de Duitsers met het deporteren van Joden, zogenaamd naar werkkampen. Ook de slagerswinkel van Bram Rood ontkwam niet aan deze maatregelen. 

Het gezin Rood kreeg als een van de eersten in het dorp de ‘oproeping voor werkverruiming in Duitschland’  en ze moesten zich op 14 augustus 1942 melden bij Loods 24 te Rotterdam.

Vol goede moed en onder grote belangstelling stapten Bram, zijn vrouw Bets, kinderen Eli en Vrouwke met Jet Boers op de Oostdijk op de tram. Bram Rood had de huissleutels in goed vertrouwen achter gelaten bij bekenden. Staand in de deuropening van de tram had Bram nog gezegd: ‘Ik ben zo weer terug’ en ‘Tot gauw’. Wim Verhagen, een goede bekende van Bram Rood en Arie Duifhuizen en Cees Leeuwenhoek, vrienden van Eli vergezelden het gezin Rood op weg naar Rotterdam.

Op het eindpunt Rosestraat liepen ze naar Loods 24, een havenloods op het terrein van de Gemeentelijke Handelsinrichtingen tussen de Binnenhaven en de Spoorweghaven in Rotterdam. Ze melden zich daar, nog altijd met de gedachte, we komen terug!

Wim Verhagen (1901-1986), goede bekende van Bram verwoordde het vertrek treffend:

 ‘Op veertien augustus 1942 gingen ze. De familie Rood moest zich die avond melden op zo’n industrieterrein in Rotterdam vlak bij de Rosestraat, waar het eindpunt van de stoomtram was.

De tram zelf was van Goudswaard gekomen en stopte op de Molendijk, vlak voor de woning van Rood.

“Naar de eindhalte van het leven”, stond onzichtbaar, maar nauwkeurig door m’n gevoel afgetast, in vreemde gotische letters op de locomotief boven de machinist geschreven.

Ik zag het. Waarom heb ik na de laatste handdruk, de laatste machteloze blikken, lang en hevig huilend door de straten van Rotterdam-Zuid gestrompeld? Tegen beter weten in hoopten we toch nog op weerzien, klampten we ons wantrouwend vast aan de bevolen beloften van de Übermensch’.

Ze zouden elkaar niet meer zien. In de nacht van 14 op 15 augustus werd Bram Rood met zijn gezin met de trein naar Westerbork vervoerd.  Op 17 augustus 1942 stond de volgende trein klaar: nu naar Auschwitz.

Volgens een slachtofferlijst van Kamp Auschwitz (bron: ITS Bad Arolsen) zou Abraham Rood op 30 september 1942 in Auschwitz zijn vergast evenals zijn vrouw Betje, zoon Elias en dochter Vrouwtje Sara. Abraham Rood mocht 47 jaar oud worden.

De naam van Abraham Rood en zijn nagedachtenis leven voort op:

  • Het Joods monument aan de Bierkade in Oud-Beijerland
  • Ter herinnering aan Abraham en zijn gezin is er het Roodpad in Oud-Beijerland
  • Het Nationaal Holocaust Namenmonument Amsterdam

Bronnen

laatst gewijzigd: 21 maart 2025