Skip to main content

Schelling, Leendert

Hij werd geboren op 18 juni 1923 te Goudswaard als jongste zoon van Hendrik Schelling (1885) en Geertrui Annigje van Leenen (1884-1960). Hij woonde met zijn ouders, vier broers en drie zussen aan de Oudendijk te Goudswaard.

Keuring voor de Arbeitseinsatz

In juli 1943 werd Leen Schelling met zijn neef en buurjongen Arie Schelling (19 februari 1923) opgeroepen voor een keuring in Dordrecht, in verband met uitzending naar Duitsland als arbeider. De keuring vond plaats door Duitse legerartsen. Er waren die dag ongeveer veertig jongens uit de Hoeksche Waard aanwezig. Bij een jongen die op de vraag van een arts zei dat hij niet gezond was, werd een nagel uitgetrokken. Hij gilde van de pijn. Leen en Arie werden beiden goedgekeurd.

Op 27 juli 1943 moesten de beide neefs zich in Dordrecht melden voor uitzending naar Duitsland. Aangekomen op het station hoorden ze dat ze naar Kassel zouden gaan, een speciale trein stond voor hen klaar. Het bedrijf waar ze moesten gaan werken was de fabriek van Henschel & Sohn. In de fabriek, waar in die periode tanks voor het leger werden gemaakt van het type Tiger, werkten meer dan 3000 arbeiders. De dwangarbeiders werden ondergebracht in een zogenaamd Lager met barakken. Vanaf het Lager, gelegen buiten de stad, was het ongeveer twintig minuten lopen naar de fabriek. De nieuwelingen kregen een opleiding van ongeveer twee maanden tot machinebankwerker. Het werk bestond uit het vijlen van ijzer. 

Leefomstandigheden

Het eten was zeer slecht, elke dag koolsoep, een half brood voor de hele week met een kwart pakje boter. De baas van wie de jongens hun opleiding kregen was niet al te onredelijk. Eens per week gingen ze hardlopen. Leen Schelling was robuust en liep sneller dan zijn: die werd daar boos over. Bij het Lager liepen schildwachten, onder wie een NSB-er. 

De hygiëne bij de latrines was erg slecht. Besmettelijke ziekten heersten er in het kamp. Jongens van allerlei nationaliteiten waren er in het kamp: velen stierven door zwakte en ziekten.

Toen neef Arie in september 1943 werd overgeplaatst naar Battenberg lag Leen ziek in een barak, hij had difteritis. Arie nam afscheid van Leen en gaf hem een hand, waardoor hij ook besmet raakte. In Battenberg kon Arie daardoor niet beginnen met werken en kwam in een ziekenhuis in Marburg terecht, hij werd ernstig ziek. Op doktersadvies mocht hij met verlof om thuis aan te sterken. Voor deze verlofreis had Arie geldige papieren nodig en daarvoor moest hij terug naar Kassel. Hij bezocht Leen en dat was hun laatste ontmoeting. Dat was begin januari 1944. Eerst herkende hij zijn neef niet. Leen had lange haren en een lange baard. Hij had drie keer difteritis gehad en was vreselijk vermagerd. Hij droeg een lang werkhemd over zijn blote lichaam met een touwtje om zijn middel. Aan dat touwtje hing ook het brood voor de week. Er was juist een pakket met voedsel van zijn ouders aangekomen met onder andere door moeder Schelling gebakken stroopbrokken. Ze aten er samen van en ook Ad Snijders uit Nieuw-Beijerland die ook in dat Lager verbleef, deelde mee.

Leen Schelling vertelde aan zijn neef dat hij vreselijke dingen had meegemaakt. In oktober 1943 was de binnenstad van Kassel gebombardeerd, in één nacht tijd kwamen tienduizend mensen om het leven en werd tachtig procent van het woningbestand verwoest, de fabriek was ook zwaar beschadigd. De overlevenden uit het Lager moesten de lijken van de straten halen. Ook moesten er mensen uit de schuilkelders worden gehaald. Die kwamen er gillend uit, velen hadden tijdens het bombardement hun verstand verloren. 

Tijd om afscheid te nemen.

Arie en Leen namen afscheid van elkaar, het was erg emotioneel. Leen vroeg aan Arie: ‘Zal je het niet te erg voor moeder maken? Ik kom nooit meer thuis’. Arie gaf Leen nog wat kleren uit zijn eigen koffer en een paar klompen. Leen moest op blote voeten van het Lager naar de fabriek lopen door de modder, ook in de winter over het ijs. Arie Schelling is naar huis teruggekeerd en heeft zijn neef Leen inderdaad nooit meer gezien.

Ad Snijders is wel tot het laatst bij zijn kameraad gebleven. Leendert Schelling, 21 jaar oud,  overleed aan een hartzwakte op 25 februari 1945  in Kassel, in de Amerikaanse bezettingszone.

Maak het niet te erg voor moeder

Na de bevrijding kwamen Arie Schelling en Ad Snijders elkaar tegen op de Plaatseweg, vlak bij de Oud-Beijerlandse Zinkweg. Ad Snijders had de portemonnee en de portefeuille van Leen Schelling bij zich. Hij durfde die niet bij de moeder van Leen af te geven en vroeg aan Arie of hij dat voor hem wilde doen. Arie Schelling ontmoette kort daarna zijn neef Aart Schelling, een broer van Leen, bij de molen van Piershil. Aart wilde evenmin de boodschapper zijn, zodat neef Arie Schelling toch zelf zijn tante, de moeder van Leen, moest gaan bezoeken. Toen deze hem zag komen riep ze meteen: ‘Jij komt vertellen dat Leen dood is’. Op de vraag hoe Leen er uitzag toen hij hem voor het laatst had ontmoet, durfde Arie de waarheid niet te vertellen. Iets wat hij trouwens ook aan zijn neef had beloofd. 

Leendert Schelling ligt begraven op de Kriegsgräberstätte te Kassel-Bettenhausen. 

De naam van Leendert Schelling en zijn nagedachtenis leven voort:

  • Monument herdenking burgerslachtoffers Korendijk in Piershil
  • Op een stenen drieluik staat zijn naam, tussen de 242 namen van slachtoffers die niet op een ereveld konden worden begraven. Dit monument staat op het Waldfriedhof aan de Burgenlandweg in Frankfurt-Oberrad, ten zuiden van de Main.

Dit levensverhaal en bijbehorende afbeeldingen is een weergave van een eerder verschenen artikel op https://wo2-hoekschewaard.nl/goudswaard/leendert-schelling-%e2%80%a0-25-februari-1945/

laatst bijgewerkt: 4 februari 2025

Link naar monument en thema