
Ullmann-Fleischmann, Edith
Zij werd geboren op 31 oktober 1912 in Ebelsbach (Dld) als dochter van Nathan Fleischmann (1874-1944) en Ida Schweitzer (1890-1944). Zij had een oudere broer Siegfried (1905- 21 januari 1943 Kamp Vught).
De ouders, broer en grootmoeder Fanny Schweitzer-Schweitzer (1855-1943) van Edith vluchtten na de Reichskristallnacht van 10 november 1938 naar Nederland. Haar vader was in Bamberg opgepakt op die 10de november, maar kort daarna weer vrijgelaten. Uit andere bronnen blijkt dat grootmoeder Fanny en haar dochter, moeder Ida, al in juli 1938 naar Nederland verhuisd zouden zijn en wel naar de Händelstraat nr. 48 in Utrecht.
Het was in die tijd niet gemakkelijk meer om Nederland binnen te komen. Aan het begin van 1938 had Nederland de grenzen -voor alle- ook de Duitse Joodse emigranten gesloten onder het motto: vluchtelingen zijn ongewenste elementen. Alleen zij die direct gevaar liepen konden nog binnenkomen. Kennelijk viel de familie Fleischmann onder deze categorie en werden ze als Joods-Duitse vluchtelingen toegelaten tot Nederland.
Edith was in 1933 naar Nederland is verhuisd en zij woonde tot 3 juni 1935 in Den Haag. Daarna verhuisde ze naar Utrecht.
Ernst Ullmann, de man waarmee ze op 3 november 1938 in Oud-Beijerland trouwde, was sinds 1936 in Nederland. Hij zou in gewoond hebben bij zijn zus Hilde, die met Dr. Ernst Billig woonde aan de Statenlaan 74. Volgens het bevolkingsregister van Den Haag verhuisde Hilde met partner in maart 1936 naar de Oostdijk 71 in Oud-Beijerland en nog datzelfde jaar naar Canada.
Ernst Ullmann was werkzaam bij de meelfabriek van Van Overhagen aan de Oostkade in Oud-Beijerland en woonde sinds 1936 aan de Beneden Molendijk nummer 43. Na hun huwelijk woonden zij samen op dit adres en daar werd op 15 september 1939 hun dochtertje Ellen Wilhelmina geboren.
De Duitse autoriteiten regelden in 1940 bij Verordening, dat Duitse Joden hun staatsburgerschap kwijtraakten. Vanaf dat moment gingen ze statenloos door het leven. Er zouden nog tal van maatregelen volgen die de vrijheid van Joden steeds meer zoudenbeperken.
Edith en haar man Ernst Ullmann raakten bevriend met Gerrit Weeda en zijn vrouw. Weeda was beurtschipper en vervoerde veel vracht voor Van Overhagen. Ze spraken tijdens hun ontmoetingen over de oorlog en ook over de onzekerheden en gevaren voor Joden.
Het plan werd opgevat om te emigreren naar Engeland en er werden voorbereidingen getroffen. Voor dochtertje Ellen zou een dergelijke onderneming te gevaarlijk zijn, zo oordeelden Edith en haar man en voor haar werd een pleegadres gevonden bij de familie Sluijmer in Oud-Beijerland. De meubels werden opgeslagen bij de familie Weeda.
Op een dag, medio 1941, stapten ze met weinig bagage aan boord van het schip van Gerrit Weeda, op weg naar Antwerpen. Schipper Weeda had twee fietsen aan boord geladen voor het tweede deel van hun reis. Het afscheid van dochtertje Ellen viel hun zwaar. Onderweg werd het schip door de Duitsers opgehouden en gecontroleerd. Ze vonden Edith en haar man niet in hun schuilplaats in de mastkoker. Zo bereikten ze Antwerpen, namen afscheid van Gerrit Weeda en zouden op de fiets verder gaan. Dat was althans het plan, maar het verlangen naar hun dochtertje was groter dan de wens op weg te gaan naar Engeland. Zij keerden om en voordat Gerrit Weeda met zijn schip terug was in Oud-Beijerland hadden zij hun dochtertje al in de armen kunnen sluiten.
Het jonge gezin verliet Oud-Beijerland, verhuisde naar Utrecht en trok in bij de ouders van Edith aan de Händelstraat 48.
Op dinsdag 10 februari 1942 werden Edith, haar man en dochtertje Ellen opgepakt en overgebracht naar het Centraal Joods Vluchtelingenkamp Westerbork. De trein vertrok rond middernacht met circa 100 Duitse Joden en kwam de volgende morgen aan in Hooghalen. De laatste vijf kilometer naar het vluchtelingenkamp moest te voet worden afgelegd.
Ook haar ouders en grootmoeder werden gedwongen naar Westerbork te gaan. Het vluchtelingenkamp had toen nog als doel om Duitse Joden op te vangen, die nazi-Duitsland waren ontvlucht. Alle werkzaamheden en alle functies werden door en voor de vluchtelingen gedaan, van politieagent tot aan het hoofd van de administratie. Edith en haar man werden geregistreerd als kampbewoners, hadden een eigen huisje voor het gezin en kregen werk binnen het kamp. Echter het vluchtelingenkamp kwam op 1 juli 1942 onder rechtstreeks nazibestuur en werd het Durchgangslager Westerbork, met andere regels en omgangsvormen.
Edith raakte zwanger en op 31 maart 1943 werd Rolf Dirk geboren, waarschijnlijk in het groot-opgezette en groot-geoutilleerde ziekenhuis op het terrein van het kamp, met honderden bedden. Joodse artsen hielden dagelijks spreekuren, behandelden in de polikliniek, deden operaties en hielpen bij geboorte.
Het gezin woonde bijna twee jaar in het kamp. Hoe was het leven daar? Er werden het hele jaar door concerten, sportwedstrijden, schaak- en bridgetoernooien gehouden. ‘Op vrijdagavond en zaterdagmorgen klonk het gebed uit de barakken. Men ging bij elkaar op visite, las de krant (bijna alle kranten waren er), vrouwen baarden kinderen, jongens deden hun Bar Mitswa, mensen trouwden en er gingen mensen dood’, zo tekende Jacob Boas op in zijn boek ‘Boulevard des Misères’.
Maar vanaf augustus 1942 vonden er al transporten plaats naar de vernietigingskampen in het oosten en dat veranderde de sfeer in het kamp, het werd harder en grimmiger. Wekelijks vertrokken een of twee treinen richting de concentratiekampen. Elke avond voor een transport ging de avondklok een uur eerder in, zeven uur in plaats van acht uur en ‘s morgens werd het appel verschoven van acht uur naar elf uur. Om drie uur’s nachts kwam de kampbestuurder of de barakleider, bekend als de Engel des doods, met de lijst met namen die waren geselecteerd. Honderden mannen, vrouwen, kinderen en zuigelingen moesten zich klaar maken voor vertrek.
Kampverordening nummer 8, waarin de gewijzigde appèltijden waren vermeld, sloot af met de bijzondere woorden: ‘De rest van de dag zal normaal verlopen’. Alsof er niets gebeurd was vermaakte Kampcommandant Gemmeker zich ‘s avonds opperbest bij het cabaret.
Edith en Ernst zullen zeker een aantal Joodse inwoners uit Oud-Beijerland getroffen hebben in Westerbork. Marcus Hamme schreef op 13 juli 1943 in zijn afscheidsbrief aan zijn vrouw: ‘In barak 72 waar ik later gekomen ben was Ullmann de leider’.
Edith en Ernst Ullmann stonden als Alte Kamp Insassen op een ‘Stamlijst’, dat betekende dat ze niet gedwongen gedeporteerd konden worden. Op 1 juli 1942 stonden zelfs 2000 kampbewoners genoteerd op deze lijst. Maar dat privilege hield geen stand. In september 1943 werd de lijst rigoureus gehalveerd. Edith en haar man rekenden erop dat zij naar Theresienstadt zouden gaan. Het beeld over Theresienstadt was over het algemeen positief. Er verlieten zelfs transporten naar Theresienstadt in derde klas personentreinen, met voldoende sigaretten, eten en luxeartikelen aan boord. Het leven scheen er goed te zijn, het was bijna een plezierreisje, zo tekende Jacob Boas op.
Op 18 mei 1943 moesten ze afscheid nemen van grootmoeder Fanny Schweitzer-Schweitzer. Zij was 87 jaar, had in Westerbork in het ziekenhuis gelegen en werd gedwongen met de trein te vertrekken. Haar leven eindigde in de gaskamers van Sobibor.
Haar ouders waren de volgende van wie Edith afscheid moest nemen. Zij stapten op 14 september 1943 in de trein die hen naar Theresienstadt zou brengen.
Op 18 januari 1944 stond de trein naar Theresienstadt klaar voor Edith, haar man en kinderen en bij aankomst vond ze haar ouders terug. Dat maakte het leven weer enigszins dragelijk. Haar vader, al ziek in Westerbork, stierf in Theresienstadt op 26 april 1944.
Hoewel de kampleiding van Westerbork Theresienstadt had aangeprezen als een modelkamp merkte Edith al snel dat er veel te veel mensen waren in het kamp en het werd er steeds voller en daardoor minder leefbaar. Het gevolg daarvan was dat er geregeld transporten vanuit Theresienstadt naar Auschwitz werden gepland, waardoor joden, die met enige hoop naar Theresienstadt gingen, toch de dood werden ingejaagd. Dus toch weer die angst: hoe overleef ik.
Onder de kampbewoners van Theresienstadt bevonden zich vele kunstenaars, musici en juristen. Daardoor ontstond er een druk cultureel leven in het getto, met onderwijs, muziek en toneel. Er ontstond zelfs een opera: een bittere allegorie over een nietsontziende heerser. De uitvoering werd verboden en de componist Viktor Ullmann uit Hongarije, een verre verwant van Ernst, werd met de zanger en de librettoschrijver naar Auschwitz verbannen.
In kamp Westerbork hadden Edith en Ernst in 1942 waarschijnlijk ook Kurt Gerson leren kennen, een bekend zanger, entertainer en toneelregisseur. Een Berlijnse Jood die in de jaren dertig ook naar Nederland was vertrokken. Hij was actief in het culturele leven in Westerbork en ook in Theresienstadt bleef hij niet onopgemerkt . De nazi’s verzochten hem om een propagandafilm te maken die liet zien hoe humaan het leven was in Theresienstadt. De kampbewoners, inclusief de kinderen, waren figuranten in de film. Het kamp werd opgefleurd met cafés en winkeltjes. Ook Edith en haar gezin zullen gefigureerd hebben. Toen de opname klaar was, moest de regisseur definitief op transport naar Auschwitz en werd hij direct bij aankomst vergast.
Hetzelfde lot trof het gezin Ullmann. Edith en de kinderen Ellen en Rolf namen op 29 september 1944 afscheid van haar man en hun vader. Hij vertrok alleen naar Auschwitz en ze zouden elkaar nooit meer zien.
Edith, haar kinderen en haar moeder Ida werden op 6 oktober 1944 op de trein gezet.
Bij aankomst in Auschwitz werd Edith van haar kinderen en moeder gescheiden: Ellen, Rolf en hun grootmoeder Ida, werden op 8 oktober 1944 vergast en het leven van Edith eindigde een dag later in de gaskamer van Auschwitz-Birkenau. Zij mocht slechts 31 jaar oud worden. Een triest einde van een gezin dat dacht de oorlog te kunnen overleven, maar de nazi’s voorkwamen dat.
Ernst Ullmann, sinds eind september 1944 in Auschwitz, had niet meegekregen dat zijn vrouw, kinderen en schoonmoeder een week later ook waren aangekomen en vergast. Hij overleefde de bevrijding van het kamp Auschwitz en na omzwervingen en een moeilijke reis kwam hij in Theresienstadt. Hij hoopte daar zijn vrouw en kinderen aan te treffen maar vond ze niet meer. Het duurde lang voordat hij definitief wist dat zij waren vermoord in het kamp waar hij tot de bevrijding verbleef.
Na een lange reis kwam Ernst in Oud-Beijerland terug, hij zocht daar zijn vrienden en bekenden op, maar een nieuw leven opbouwen was niet meer mogelijk. De Nederlandse overheid had geen oog meer voor een statenloos burger. In november 1945 verkocht hij zijn huisraad en vertrok naar Doetinchem.
Ernst Ullmann trouwde in 1946 in Oss met Elfriede Salomon, weduwe van Eugen Geisenheimer. Zij kenden elkaar al uit Westerbork. Elfriede was ook een van de Alte Kamp Insassen en zij zat, evenals Ernst Ullmann, op 29 september 1944, in de trein die haar van Theresienstadt naar Auschwitz bracht; zij overleefde eveneens het kamp. In 1948 werd dochter Evelyn geboren en daarna emigreerden ze naar Vancouver. Dochters Yvonne en Dorothy werden geboren in 1949 respectievelijk 1955.
Ter herinnering aan Edith Ullmann-Fleischmann en haar kinderen is er een Ullmanstraat in Oud-Beijerland.
De naam van Edith Ullmann-Fleischmann en haar nagedachtenis leven voort op:
- Het Joods Monument aan de Bierkade in Oud-Beijerland
- Ter herinnering aan het gezin Ullmann is er de Ullmanstraat in Oud-Beijerland
- Voor het pand Händelstraat 48 in Utrecht zijn Stolpersteine gelegd voor Edith, haar man, haar ouders, broer en grootmoeder
- De gedenkmuur met de 1239 namen van de omgekomen Joodse slachtoffers van de Holocaust uit Utrecht, aan de Johan van Oldenbarneveltlaan.
Bronnen
- Berg, Alie van den, Het Joods verleden van Oud-Beijerland, Historische Vereniging Oud-Beijerland (2008)
- Boas, Jacob, Boulevard des Misères, het verhaal van doorgangskamp Westerbork, Nijgh & Van Ditmar
- Dekker, Loek e.a., Oorlog in de Hoeksche Waard 1940-1945, (Museum Hoeksche Waard 2015)
- Historische Vereniging Oud-Beijerland, Beijerse berichten (2011)
- Liempt, Ad van, Gemmeker, commandant van Kamp Westerbork, (Balans 2019)
- Terlingen, Jim, De Joodse Raad van Utrecht, (Brave New Books 2022)
Laatst bijgewerkt: 12 februari 2025