
Piet en Aagje Bouwman uit Strijen
Piet en Aagje Bouwman uit Strijen lieten, tijdens de Tweede Wereldoorlog, Joodse mensen uit Den Haag en Strijen bij hen onderduiken. Wie waren zij?
Pieter Cornelis Bouwman, geboren op 13 december 1906 en overleden op 18 april 1989, te Strijen. Hij groeide op met vijf zussen en twee broers, van wie broer Cornelis Pieter overleed in 1910 op zestienjarige leeftijd.
Zijn vrouw was Aagje Schelling, geboren 4 november 1909 te Haarlem en overleden op 18 juni 1977 te Strijen. Aagje was de oudste in het gezin van tien kinderen van Philippus Schelling en Jannetje Visser. Vader Schelling was bakker in Strijen.
Piet en Aagje trouwden op 10 november 1932 in Strijen en kregen twee kinderen: Willy (1936-2024) en Flip (1939).
De bemaling van de polder ‘Het Oudeland van Strijen’ en de polder ‘Oud-Bonaventura’ werd tot 1936 gedaan door twee stoomgemalen en drie watermolens. Een ingewikkeld systeem dat aan vernieuwing toe was. Piet Bouwman, werkzaam bij het polderbestuur, woonde met zijn vrouw op een van de stoomgemalen.
Er moest een gemaal komen dat afdoende zou zijn voor de totale beheersing. En zo kon het dat Piet Bouwman in 1936 werd benoemd tot hoofdmachinist op het gemaal ‘Overwater’ dat buiten het dorp aan de Waleweg nr. 3 in Strijen lag. Dit nieuwe gemaal zorgde er voortaan voor dat de polder ‘Het Oudeland van Strijen’ en de polder ‘Oud-Bonaventura’ middels elektrische pompen het water uit beide polders op De Keen kon uitslaan.
Op 5 oktober 1942 nam Bouwman met zijn gezin intrek in de inpandige woning van het gemaal.
Nog maar nauwelijks gewend aan de nieuwe woonsituatie kwam er een hulpvraag van Leni Vermeulen, de zus van Aagje die in Den Haag woonde. Haar schoonvader was actief betrokken bij het verzet en er werd onderdak gezocht voor twee Joodse mensen, die hun leven in Den Haag niet meer zeker waren. Piet en Aagje aarzelden niet en zo werden Joseph Wolf en Sientje Bobbe, door een Haagse verzetsorganisatie, in het geheim naar Strijen gebracht. Zij kregen een plek in het transformatorhuis. Op het oog een ideale schuilplaats, maar de schuilplaats was onverwarmd en dus koud in de winter. Piet Bouwman bedacht een oplossing: met behulp van een elektrische kachel zou de ruimte goed verwarmd kunnen worden. Daarvoor moest een stopcontact worden aangelegd. De installateur werd nieuwsgierig, waarom op die plaats een stopcontact? Bouwman maakte de installateur duidelijk dat hij het nodig had om zijn wintervoorraad aardappelen vorstvrij te bewaren.
Joseph Wolf en Sientje Bobbe waren er slechts enkele weken, toen sigarenwinkelier J. de Ruiter uit de Boompjesstraat, Bouwman, te hulp riep. De Ruiter zocht een schuilplaats voor de in het dorp bekende familie Van Coevorden en vroeg Bouwman hen te verbergen. Het gemaal lag buiten het dorp en het leek hem een geschikte plaats. Ook nu was Bouwman bereid om de familie Van Coevorden op te nemen, maar hij vertelde De Ruiter niets over de Haagse onderduikers. Ruben van Coevorden, zijn vrouw Fien en zus Berta verhuisden eind 1942 naar het gemaal. Het was passen en meten maar een ieder kon zijn plekje vinden. De onderduikers kwamen niet buiten en hadden zo hun eigen schuilplek. Ze kwamen wel eens in de keuken en ‘s avonds zaten ze wel bij elkaar in de huiskamer. Fien van Coevorden hielp Aagje ook wel in het huishouden en op maandag met de was. Het warme eten werd bij de onderduikers gebracht en zij sliepen op zolder.
Er werd veel gelezen om de verveling te verdrijven. Bouwman haalde boeken uit de plaatselijke bibliotheek van het Nut, het departement van de Maatschappij tot het Nut van het Algemeen. De plotselinge leeshonger van Piet Bouwman viel op, vooral omdat hij niet bekend stond als een groot lezer. Ook hierop wist Piet een antwoord: als er ‘s nachts gemalen moest worden en de pompen eenmaal draaiden was er niet zoveel meer te doen, vandaar dat hij tijd had een boek te lezen.
Hoe kom je aan voldoende eten voor vijf mensen extra?
De onderduikers betaalden kostgeld en daarvan kon Bouwman voedsel kopen en de Haagse organisatie zorgde ook nog voor distributiebonnen voor Joseph en Sientje. Bouwman kocht in verschillende dorpen en bij verschillende winkeliers in, om zo min mogelijk de kans te lopen dat men argwaan kreeg. Maar dat lukte niet helemaal. De vader van Aagje had een bakkerij op Strijen en in de winkel wist men niets van de onderduikers. Bouwman kocht niet alleen brood bij bakker Schelling (de vader van Aagje) maar ook bij bakker De Koning en dat viel op. Bakker De Koning dacht er het zijne van: ‘kennelijk hebben Piet en Aagje ruzie met haar ouders, want ze komen ook bij mij brood kopen’. De waarheid werd hem niet verteld.
En dan gaat het mis!
Op zondag 20 juni 1943, Vaderdag, zette Piet Bouwman zijn gezin nog op de foto. Alles onder controle, niets aan de hand. Althans, zo leek het! Maar Bouwman en zijn vrouw hadden onheilspellende berichten ontvangen uit Den Haag.
Op 1 juni 1943 was de Haagse verzetsorganisatie, die Joseph en Sientje had geholpen aan een onderduikadres, opgerold en er was een lijst met namen en adressen gevonden van ondergedoken Joden. Ook het onderduikadres van Joseph Wolf en Sientje Bobbe in Strijen. Piet Bouwman stapte op De Ruiter af en vroeg hem of hij Van Coevorden, zijn vrouw en zus kon opvangen of anders een tijdelijk onderduikadres voor hen kon zoeken. De Ruiter gaf daaraan geen gehoor.
En op maandag 21 juni 1943, Aagje en Fien waren bezig met het ophangen van de was, kwam er plotseling bezoek aan. Fien van Coevorden zag direct het gevaar en zei tegen Aagje ‘daar heb je ze’. Twee in witte regenjassen geklede SD-ers met een aktetas onder de arm spraken de vrouwen aan. Zij kwamen voor twee Haagse Joden die op dit adres verborgen werden gehouden. In plaats van twee Joden konden ze er vijf arresteren. Aagje Bouwman ging hevig te keer tegen de SD’ers maar ze kon niet voorkomen dat ook haar man werd gearresteerd en meegenomen werd.
Onder toezicht van de SD’ers gingen de vijf Joden en Piet Bouwman op transport met de tram naar Rotterdam en werden afgeleverd op het politiebureau in Leiden.
Van daaruit werden de vijf Joden via Amsterdam en Westerbork naar Sobibor gebracht, waar ze direct bij aankomst om het leven werden gebracht.
Piet Bouwman werd overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Daar werd hij stevig verhoord en veroordeeld, maar waarvoor werd hem niet verteld.
Op 22 september 1943 werd Piet Bouwman overgebracht naar kamp Vught. Een tijdperk vol ontberingen, ziekten, hard werken en onzekerheid brak aan. Hij begon met werkzaamheden in de speciale Philips werkplaats, die was gevestigd binnen het prikkeldraad van kamp Vught. Op Duits verzoek liet Philips daar allerlei min of meer ‘kriegswichtige’ producten maken, zoals radiobuizen. maar er werden ook scheerapparaten geproduceerd. Piet Bouwman kreeg de opdracht knijpkatten in elkaar te zetten. De producten die overdag werden gemaakt, werden ‘s nachts weer uit elkaar gehaald. Zo verstoorde de Philips-leiding de afspraken die met de kampleiding waren gemaakt. Dankzij het Philips-Kommando werd het bestaan van gevangenen verzacht en werd het leven van velen gered.
Maar Piet Bouwman werd ook ingezet bij het Buiten-Commando Moerdijk. Joden en politiek gevangenen werden daar ingezet bij het graven van tankvallen. Ze verbleven in scheepsbarakken in de haven van Moerdijk. Ook voor het Buiten-commando Roosendaal moest hij tankgrachten graven. Hij moest hard werken en kreeg weinig te eten. Gelukkig kreeg hij met enige regelmaat, via het Rode Kruis, pakketjes van het thuisfront toegestuurd, waarin voornamelijk eten, shag en sigaretten zaten. Lichtpuntjes in een donkere tijd!
Piet Bouwman ontkwam niet aan lijfstraffen: hij kreeg 25 stokslagen voor iets wat hij niet gedaan had. Hij verklaarde onschuldig te zijn en dat resulteerde in nog eens 25 stokslagen. Ook nu bleef hij ontkennen, waarna er nog eens 25 volgden. Daarna werd hij de barak ingetrapt.
Vrijlating
Het was op 20 april 1944, de verjaardag van de Führer, dat Piet Bouwman plotsklaps met tientallen andere gevangenen op transport werd gezet naar Den Haag. Daar kregen ze hun vrijheid terug.
Sterk vermagerd, ondervoed en onder de luizen meldde hij zich bij zijn schoonzus Leni en zwager Ton Vermeulen in Voorburg. Hevig geschrokken haalden zij hem binnen. Hij was sterk vermagerd, had baardschurft en stonk omdat hij zich lange tijd niet had kunnen wassen. Een telefoontje naar Strijen bracht vreugde bij Aagje, Willy en Flip. De volgende dag reisden zij naar Voorburg en konden haar man en hun vader weer in de armen sluiten.
Het leven weer oppakken
Aagje en de kinderen keerden weer terug in het huis,dat ze na de arrestatie hadden moeten afstaan aan de hulp-machinist. Gelukkig had het polderbestuur, de werkgever van Piet Bouwman, zijn loon tijdens zijn afwezigheid doorbetaald. Het dagelijkse leven kon weer worden opgepakt, maar Piet Bouwman had, zwaar aangeslagen, tijd nodig om aan te sterken. De martelingen hadden striemen op zijn rug nagelaten, de nagels van zijn tenen waren uitgetrokken en ‘s nachts droomde hij dat hij gevangen zat en nooit meer vrij zou komen. Piet Bouwman had lichamelijk en geestelijk veel meegemaakt en dat had ook zijn weerslag op het gezin.
Hij bleef nog vele jaren een gebroken man, zo vertelde zijn dochter Willy Bergshoeff-Bouwman op 3 september 2024 in een interview (zij overleed op 30 oktober 2024).
Inundatie
Vanaf februari 1944 stond een groot gedeelte van de Hoeksche Waard onder water en dat betekende dat vele bewoners moesten vertrekken. Vanaf januari 1945 werd rondom Strijen nog een extra gebied onder water gezet en het dorp viel in het nieuwe spergebied. Ook nu was het gemaal ‘Overwater’ een toevluchtsoord. Vele familieleden vonden onderdak bij de ‘Bouwmannen’. De hongerwinter dwong de familie uit Voorburg ook naar Strijen uit te wijken omdat er in de steden niet voldoende voedsel meer was. Op het hoogtepunt waren ze wel met 28 personen, zo vertelde dochter Willy.
Yad Vashem
In 1972 diende Willy een aanvraag in bij het Israelische consulaat voor een Yad Vashem onderscheiding voor haar ouders. Op 30 november 1978 erkende Yad Vashem Pieter Cornelis Bouwman en zijn vrouw Aagje Bouwman-Schelling, als Rechtvaardigen onder de Volkeren. De Staat Israël eerde hiermee het echtpaar Bouwman, dat met inzet van eigen leven en dat van hun eigen huisgenoten, Joden probeerden te redden met de persoonlijke woorden gericht aan de heer Bouwman:
‘De heer P.C. Bouwman en zijn overleden echtgenote Aagje Bouwman-Schelling hebben grote moed getoond door geheel zonder enig medeweten noch hulp van buitenaf 5 Joden -3 ervan afkomstig uit Strijen- in hun huis te verbergen en voor alle behoeftes zorg te dragen. Door verraad werd dit adres ontdekt en werden de onderduikers op transport gesteld en ook de heer Bouwman werd opgepakt en naar een concentratiekamp overgebracht, waar hij na zware mishandeling later werd vrijgelaten.’
Helaas mocht Aagje Bouwman-Schelling deze erkenning niet meer beleven, zij was een jaar eerder overleden.
De uitreiking van de onderscheiding op 20 december 1979 werd in het journaal uitgezonden, dit stukje film is hier terug te kijken: uitreiking Yad Yasem oorkonde, december 1979_ Journaal
Bronnen
- Dekker, Loek e.a., Oorlog in de Hoeksche Waard 1940-1945 (Heinenoord 2015)
- Strijen 1940-1945, in opdracht van de gemeente Strijen (1985)
- Strijen in Oorlogstijd, Strijen in Historisch Perspectief (1995)
- Veld, C. In ’t en P. van den Broek, De Joodse Gemeenschap – Strijen in Historische perspectief (1992)
- https://wo2-hoekschewaard.nl/oorlogsverhaal/1940-1945-strijen-in-wo2/
- http://philips-kommando.nl/index_grijs.html
laatst gewijzigd: 17 april 2025