
Inundatie
Op 18 februari 1944 schreef Jan van Kleef uit de Schenkeldijk onder ‘s-Gravendeel in zijn dagboek: ‘De evacuatie van de Hoeksche Waard is begonnen, achter in. De Waard gaat voor de helft onder water, volgens plan. De Strijense polder, Meeuwenoord, de Trekdam gaan ook onder’.
Een paar dagen later, op 21 februari 1944 schreef Wim Reedijk uit Klaaswaal in zijn dagboek: ‘Voor 26 februari moeten we ons huis verlaten hebben. Heel Numansdorp, Strijensas. Zuid-Beijerland, Piershil enz. moeten ontruimd worden. Een vreselijke toestand. Wij trekken naar de Oudendijk onder Strijen. Er moet veel gebeuren. De aardappelen moeten weg uit het watergebied en ook de kippen moeten verhuisd worden. Maar… zolang de aardappelen nog niet weg zijn, moeten we blijven’.
Twee passages uit dagboeken die een ingrijpende gebeurtenis aankondigen. De Duitse bezetter, op voorspraak van de inspecteur-generaal van de Atlantikwall Erwin Rommel, besloot op 11 februari 1944 dat delen van de Zeeuwse- en Zuidhollandse eilanden, die onderdeel zijn van de verdedigingslinie, de ‘Atlantikwall’, onder water gezet moeten worden. De bezetter wil daarmee een landing van de geallieerden in het westen voorkomen en zo een mogelijke vijandelijke opmars verhinderen.
De gevolgen voor de Hoeksche Waard
De zuidelijke polders van de Hoeksche Waard en het eilandje Tiengemeten worden onder water gezet door het openzetten van sluizen en het doorsteken van dijken. Dorpen en buurtschappen moeten worden ontruimd, huizen komen onder water te staan. Landbouwgronden en weiden kunnen lange tijd niet gebruikt worden en vooral in de zuidelijke polders neemt de bodem het zout op, waardoor gewassen, struiken en bomen dood gaan. De Führer over het verlies van kostbare gronden: ‘dit telt niet mee, het gaat nu om de verdediging van het Duitse vaderland’.
De kaart van de Hoeksche Waard laat het gebied zien dat onder water gezet is. Het begon bij Numansdorp en van daaruit richting Zuid-Beijerland, Tiengemeten, Goudswaard en Piershil. En later vanuit Numansdorp richting Strijensas en ‘s-Gravendeel. Ook bij Heinenoord en in de buurt van Puttershoek zal het water komen.
De polder Oud-Heinenoord moet ook geïnundeerd worden, maar bij de Platte Reedijk, is er geen waterkerende dijk maar een weg en dat betekent dat een groot gebied zou kunnen overstromen. Over een lengte van drie kilometer wordt een waterkerende dijk aangelegd. Ruim 1300 mensen hebben dit karwei, op tijd, geklaard. Daardoor bleef de polder Mijnsheerenland van Moerkerken droog, evenals gebieden in Mijnsheerenland, Westmaas, Puttershoek en Maasdam.
De gevolgen van de inundatie zijn groot voor de bevolking: circa 22.000 mensen komen op straat te staan en moeten elders een plek zoeken. Zij verliezen werk en inkomen. Waar brengt men de huisraad onder? Waar laat men de inventaris van kantoor, boerderij, school, winkel, of de landbouwvoorraden, paarden en koeien, de levende have? Er wordt onderdak gezocht bij familie, of in schuren, of in kippenhokken. Elk onderkomen dat geschikt is of gemaakt kan worden om te bewonen wordt aangegrepen.
Wie geen plek vindt in de Hoeksche Waard moet evacueren. In alle delen van Nederland vinden Hoeksche Waardse gezinnen bij familie of bij vreemden een (langdurig) tijdelijk onderdak.
Eduard Visser uit Zuid-Beijerland, zijn ouders, broers en zussen vertrekken naar zijn familie in Westervoort. Tonia en Koos Vervloed, hun ouders, broers en zussen moeten weg uit Flakkee, dat ook geïnundeerd is en krijgen onderdak in Oud-Beijerland.
Maar de bezetter vindt het nog niet genoeg. Er moet nog meer bescherming komen en op 17 mei 1944 wordt besloten dat in de droog gebleven gebieden op bouw- en weiland palen moeten worden geplaatst. De ‘Rommelasperges’, genoemd naar de bedenker, inspecteur-generaal van de Atlantikwall Erwin Rommel, moeten de landing van geallieerde vliegtuigen en paragliders voorkomen. Ook nu weer een onmogelijke opgave: er zijn niet zoveel palen in de Hoeksche Waard die hiervoor geschikt zijn. Inwoners worden verplicht palen te leveren en honderden mannen worden gevorderd om het karwei te klaren, maar het leidt tot niets.
Op 17 januari 1945 komt het bevel nog een nieuwe strook, kortweg tussen Nieuw-Beijerland en Strijen, Mookhoek en ‘s-Gravendeel, onder water te zetten. Met name voor de bevolking van Strijen een ingrijpende maatregel: zij moeten voor 31 januari 1945 vertrekken, maar boeren en een deel van hun knechten mogen toch wel blijven.
Bevrijding en terugkeer naar het dagelijkse leven
Na vijf jaar Duitse bezetting is de bevrijding een feit en rijden de Canadezen in hun jeeps de Hoeksche Waard binnen. De sluizen worden bij eb opengezet en het water kan uit de geïnundeerde gebieden uitstromen naar de rivieren. Doorgestoken dijken worden gerepareerd, tankvallen verwijderd en mijnen onschadelijk gemaakt. Langzaam komt de terugkeer naar huis op gang. Persoonlijk verdriet, materiële schade en het verlies van inkomsten – hoe komt het dagelijks leven weer op gang? Bewoners beginnen met schoonmaken en repareren van hun huizen en zij die niet meer naar huis kunnen omdat de boerderijen of huizen onherstelbaar zijn beschadigd, moeten tijdelijk een ander onderkomen vinden. Kinderen kunnen weer naar school, mannen weer aan het werk. Het gezin gaat op zondag weer naar de kerk en oude vriendschappen worden opnieuw aangehaald
Het vee kan in de zomer van 1945 terugkeren en in de herfst kan er op hooggelegen percelen wintertarwe en koolzaad gezaaid worden. Vanaf het voorjaar van 1946 kan de boer zijn land bewerken, als voorheen.
Laatst bijgewerkt 20 maart 2025
Afbeelding Pia Sterrenburg uit Piershil kijkt uit over de watervlakte. Collectie Museum Hoeksche Waard